Productie analyses van melkveebedrijven in de laatste 3 jaar in Europa

De dataset die we voor deze analyses en als referentiepunt gebruiken, komt voort uit een unieke verzameling gegevens van melkveehouders uit 4 verschillende landen, die al jaren de UNIFORM-software gebruiken. Alle boeren nemen deel aan de bedrijfsvergelijking en sturen maandelijks hun overzicht van gegevens op. Deze gegevens worden anoniem gebruikt om de situatie in de 4 landen in deze studie te analyseren. Wij kijken naar een vaste groep boerderijen in de 4 landen, die minstens 3 jaar op rij aan deze bedrijfsvergelijking deelnemen. De gegevens over de werkelijke productie zijn geen algemene gemiddelden, alleen de productieniveaus in januari (2019, 2020 en 2021). De landen die meedoen zijn Nederland (1420 bedrijven), België (299 bedrijven), Duitsland (170 bedrijven) en het VK (480 bedrijven).

In eerste instantie kijken we naar de gemiddelde melkproductie in januari (kg per koe per dag) voor 3 jaar op rij. De schaal is gedetailleerd dus de verschillen zijn niet extreem groot, maar de trend is opmerkelijk. We zien in alle landen dat de productie in januari 2021 lager was dan in 2020. Met uitzondering van het VK, hadden de landen allemaal hun piek in 2020 en ook 2019 was lager. Een voor de hand liggende verklaring is niet gemakkelijk te vinden.

Bij de productie van de koeien gaat het niet alleen om de hoeveelheid melk, maar ook om de inhoud van de melk. Het vetgehalte en het eiwitgehalte zijn ook belangrijk. In de tweede grafiek zie we dat bij alle bedrijven het vetgehalte in 2021 hoger is, dus dat compenseert de lagere kg melk. Duitsland stijgt het minst.

BSK, een beter instrument om te analyseren
De melkproductie wordt door veel factoren beïnvloed. Sommige zijn diergerelateerd en andere zijn niet-diergerelateerd. De belangrijkste diergerelateerde factoren zijn het aantal lactaties, de leeftijd en het aantal lactatiedagen. Wanneer een veestapel veel koeien telt die laat in de lactatie zijn, verwachten we dat de productie lager zal zijn dan bij een veestapel met veel koeien die vroeg in de lactatie zijn. Hetzelfde geldt voor een hoog of een laag percentage 1e lactatie dieren enz.

Er zijn veel meer niet-diergerelateerde factoren die de productieniveaus beïnvloeden. Voeding, huisvesting, stress, water, strooisel, enz. hebben allemaal hun invloed op de productie.

Met de BSK (BedrijfStandaardKoe) zien we de melkproductie met uitsluiting van de diergerelateerde factoren. Zo kunnen we dus makkelijker de gemiddelden vergelijken. We kunnen bijvoorbeeld een oude koe vergelijken met een jongere koe in de veestapel. Met de BSK is het makkelijker om de veestapel te controleren, doordat de verschillen in BSK-waarden worden veroorzaakt door niet-diergerelateerde factoren, zoals voeding, protocollen voor de overgangsperiode, enz..

BSK vergelijking

In de derde grafiek zien we de BSK in plaats van de kg melkproductie, hier zien we een vreemd verschil. De Belgische BSK is hoger in vergelijking met de andere landen en in vergelijking met de melkproductie in Kg. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat de Belgische boeren veel meer uitbreiden dan de boeren in andere landen (zie vorige artikelen) en dat veroorzaakt een lagere gemiddelde leeftijd van de veestapel. Als we de dier-gerelateerde factor (veel jongere dieren in België) buiten beschouwing laten, zien we dat de Belgen de beste producenten in Kg melk zijn.

In de eerste grafiek, met de melkproductie inclusief diergebonden factoren, heeft het VK de hoogste productie. We zien ook een daling van de gemiddelde BSK, zoals we zagen bij de gemiddelde melkproductie per koe en per dag. De tendens is dus hetzelfde.

We kunnen ook kijken naar de eerste 60 dagen in lactatie en de BSK tussen de landen over 3 jaar vergelijken. BSK wordt altijd gemeten van 5 tot 305 dagen in melk. Wij kijken naar het begin van de lactatie en niet naar de andere periodes, omdat het begin van een nieuwe lactatie waarschijnlijk de meest kritieke periode in het leven van een koe is. Haar welzijn, voeding en gezondheid bepalen het productieniveau gedurende de rest van de lactatie.

Daar zien we zelfs de Britse boeren verder wegzakken. Zoals we al zeiden, zijn de eerste 60 dagen belangrijk, deze worden sterk beïnvloed door het management van de transitiekoe op het bedrijf. De BSK over een hele lactatie zou op hetzelfde niveau moeten liggen omdat de dierfactoren eruit zijn gehaald. BSK houdt al rekening met alle koeverschillen.

In de laatste grafiek zien we het verschil tussen de BSK in het begin van de lactatie (5 tot 60 dagen in lactatie) vergeleken met het laatste deel van de lactatie (181 – 305 dagen in lactatie). En omdat het aantal dagen in lacatatie al door de BSK is uitgefilterd, wordt het verschil dat we zien door iets anders veroorzaakt. Dat heeft te maken met milieu- of managementeffecten. We zouden dus graag zo klein mogelijke verschillen tussen lactatieperioden zien, idealiter nul verschil. Een verschil van 4 punten in BSK-waarde betekent dat de veehouder risicopunten moet herzien in de niet-diergerelateerde aspecten van het veestapelmanagement.

Deze grafiek laat grote verschillen per land zien. De Britse maar ook de Duitse boeren hebben een groot verschil tussen de BSK in het begin van de lactatie en het einde van de lactatie.

Dit betekent dat er niet-koe-gerelateerde factoren zijn die de BSK aan het begin van de lactatie beïnvloeden en verlagen. Gemiddeld genomen moeten deze veehouders dan in detail bekijken hoe ze droogstaande en overgangskoeien beheren en wat er kan worden verbeterd. Hetzelfde zou ook moeten worden gedaan met dieren in de eerste lactatie vóór hun eerste afkalving.

Dit kan te maken hebben met de voeding, verschillende aspecten van de overgang, of hergroeperingsprotocollen, naast vele andere factoren. Alleen door de prestatiegegevens van de kudde nauwkeuriger te bekijken en te analyseren, kan de veehouder erachter komen wat de oorzaak van dit verschil is.

Het is ook duidelijk dat in alle landen de koeien aan het begin van de lactatie niet op hun maximale capaciteit voor melkproductie worden ingezet en dat er een serieuze verborgen winst is die zou kunnen worden teruggewonnen. Niettemin is het verschil in Nederland minimaal (maximaal 1 punt verschil) en is ook de trend op de Belgische bedrijven opmerkelijk, waar het verschil is afgenomen.

Samenvatting
De BSK is een krachtig instrument om de melkproductieprestaties op een zeer efficiënte manier te monitoren. Door de BSK te analyseren kan men zich realiseren hoe goed de omgang met het vee, de bedrijfsomgeving en de protocollen voor de koeien zijn. BSK is een perfect instrument om aan te tonen of er iets moet worden verbeterd in het bedrijfsmanagement. Bedrijven met grote verschillen in BSK (meer dan 4 punten) tijdens de lactatie hebben een suboptimale situatie voor de koeien gecreëerd. Dit samen met deskundigen bekijken kan zeker nuttig zijn.

De dataset die we voor deze analyses en als referentiepunt gebruiken, komt voort uit een unieke verzameling gegevens van melkveehouders uit 4 verschillende landen, die al jaren de UNIFORM-software gebruiken. Alle boeren nemen deel aan de bedrijfsvergelijking en sturen maandelijks hun overzicht van gegevens op. Deze gegevens worden anoniem gebruikt om de situatie in de 4 landen in deze studie te analyseren. Wij kijken naar een vaste groep boerderijen in de 4 landen, die minstens 3 jaar op rij aan deze bedrijfsvergelijking deelnemen. De gegevens over de werkelijke productie zijn geen algemene gemiddelden, alleen de productieniveaus in januari (2019, 2020 en 2021). De landen die meedoen zijn Nederland (1420 bedrijven), België (299 bedrijven), Duitsland (170 bedrijven) en het VK (480 bedrijven).

In eerste instantie kijken we naar de gemiddelde melkproductie in januari (kg per koe per dag) voor 3 jaar op rij. De schaal is gedetailleerd dus de verschillen zijn niet extreem groot, maar de trend is opmerkelijk. We zien in alle landen dat de productie in januari 2021 lager was dan in 2020. Met uitzondering van het VK, hadden de landen allemaal hun piek in 2020 en ook 2019 was lager. Een voor de hand liggende verklaring is niet gemakkelijk te vinden.

Bij de productie van de koeien gaat het niet alleen om de hoeveelheid melk, maar ook om de inhoud van de melk. Het vetgehalte en het eiwitgehalte zijn ook belangrijk. In de tweede grafiek zie we dat bij alle bedrijven het vetgehalte in 2021 hoger is, dus dat compenseert de lagere kg melk. Duitsland stijgt het minst.

BSK, een beter instrument om te analyseren
De melkproductie wordt door veel factoren beïnvloed. Sommige zijn diergerelateerd en andere zijn niet-diergerelateerd. De belangrijkste diergerelateerde factoren zijn het aantal lactaties, de leeftijd en het aantal lactatiedagen. Wanneer een veestapel veel koeien telt die laat in de lactatie zijn, verwachten we dat de productie lager zal zijn dan bij een veestapel met veel koeien die vroeg in de lactatie zijn. Hetzelfde geldt voor een hoog of een laag percentage 1e lactatie dieren enz.

Er zijn veel meer niet-diergerelateerde factoren die de productieniveaus beïnvloeden. Voeding, huisvesting, stress, water, strooisel, enz. hebben allemaal hun invloed op de productie.

Met de BSK (BedrijfStandaardKoe) zien we de melkproductie met uitsluiting van de diergerelateerde factoren. Zo kunnen we dus makkelijker de gemiddelden vergelijken. We kunnen bijvoorbeeld een oude koe vergelijken met een jongere koe in de veestapel. Met de BSK is het makkelijker om de veestapel te controleren, doordat de verschillen in BSK-waarden worden veroorzaakt door niet-diergerelateerde factoren, zoals voeding, protocollen voor de overgangsperiode, enz.

In de derde grafiek zien we de BSK in plaats van de kg melkproductie, hier zien we een vreemd verschil. De Belgische BSK is hoger in vergelijking met de andere landen en in vergelijking met de melkproductie in Kg. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat de Belgische boeren veel meer uitbreiden dan de boeren in andere landen (zie vorige artikelen) en dat veroorzaakt een lagere gemiddelde leeftijd van de veestapel. Als we de dier-gerelateerde factor (veel jongere dieren in België) buiten beschouwing laten, zien we dat de Belgen de beste producenten in Kg melk zijn.

BSK vergelijking

In de eerste grafiek, met de melkproductie inclusief diergebonden factoren, heeft het VK de hoogste productie. We zien ook een daling van de gemiddelde BSK, zoals we zagen bij de gemiddelde melkproductie per koe en per dag. De tendens is dus hetzelfde.

We kunnen ook kijken naar de eerste 60 dagen in lactatie en de BSK tussen de landen over 3 jaar vergelijken. BSK wordt altijd gemeten van 5 tot 305 dagen in melk. Wij kijken naar het begin van de lactatie en niet naar de andere periodes, omdat het begin van een nieuwe lactatie waarschijnlijk de meest kritieke periode in het leven van een koe is. Haar welzijn, voeding en gezondheid bepalen het productieniveau gedurende de rest van de lactatie.

Daar zien we zelfs de Britse boeren verder wegzakken. Zoals we al zeiden, zijn de eerste 60 dagen belangrijk, deze worden sterk beïnvloed door het management van de transitiekoe op het bedrijf. De BSK over een hele lactatie zou op hetzelfde niveau moeten liggen omdat de dierfactoren eruit zijn gehaald. BSK houdt al rekening met alle koeverschillen.

In de laatste grafiek zien we het verschil tussen de BSK in het begin van de lactatie (5 tot 60 dagen in lactatie) vergeleken met het laatste deel van de lactatie (181 – 305 dagen in lactatie). En omdat het aantal dagen in lacatatie al door de BSK is uitgefilterd, wordt het verschil dat we zien door iets anders veroorzaakt. Dat heeft te maken met milieu- of managementeffecten. We zouden dus graag zo klein mogelijke verschillen tussen lactatieperioden zien, idealiter nul verschil. Een verschil van 4 punten in BSK-waarde betekent dat de veehouder risicopunten moet herzien in de niet-diergerelateerde aspecten van het veestapelmanagement.

Deze grafiek laat grote verschillen per land zien. De Britse maar ook de Duitse boeren hebben een groot verschil tussen de BSK in het begin van de lactatie en het einde van de lactatie.

Dit betekent dat er niet-koe-gerelateerde factoren zijn die de BSK aan het begin van de lactatie beïnvloeden en verlagen. Gemiddeld genomen moeten deze veehouders dan in detail bekijken hoe ze droogstaande en overgangskoeien beheren en wat er kan worden verbeterd. Hetzelfde zou ook moeten worden gedaan met dieren in de eerste lactatie vóór hun eerste afkalving.

Dit kan te maken hebben met de voeding, verschillende aspecten van de overgang, of hergroeperingsprotocollen, naast vele andere factoren. Alleen door de prestatiegegevens van de kudde nauwkeuriger te bekijken en te analyseren, kan de veehouder erachter komen wat de oorzaak van dit verschil is.

Het is ook duidelijk dat in alle landen de koeien aan het begin van de lactatie niet op hun maximale capaciteit voor melkproductie worden ingezet en dat er een serieuze verborgen winst is die zou kunnen worden teruggewonnen. Niettemin is het verschil in Nederland minimaal (maximaal 1 punt verschil) en is ook de trend op de Belgische bedrijven opmerkelijk, waar het verschil is afgenomen.

Samenvatting
De BSK is een krachtig instrument om de melkproductieprestaties op een zeer efficiënte manier te monitoren. Door de BSK te analyseren kan men zich realiseren hoe goed de omgang met het vee, de bedrijfsomgeving en de protocollen voor de koeien zijn. BSK is een perfect instrument om aan te tonen of er iets moet worden verbeterd in het bedrijfsmanagement. Bedrijven met grote verschillen in BSK (meer dan 4 punten) tijdens de lactatie hebben een suboptimale situatie voor de koeien gecreëerd. Dit samen met deskundigen bekijken kan zeker nuttig zijn.

Ir. Harm-jan van der Beek
UNIFORM-Agri

Almudena Molinero, DVM
UNIFORM-Agri

Deel dit verhaal, kies je platform!